Polder

Uit Wouda's Wiki

Een polder is de kleinste waterstaatkundige eenheid waar sprake is van waterbeheer. Een polder is een typisch Nederlands fenomeen. Een polder ligt onder NAP, het overtollige water kan nauwelijks langs natuurlijke weg worden afgevoerd. In de beginjaren (omstreeks 1500) van polderbemaling waren de polders met sluisjes afgesloten van het buitenwater. Bij een lagere waterstand op het buitenwater werden de sluisdeuren opengezet en kon het water uit de polder wegstromen, dit heet natuurlijke lozing.

Dat buitenwater kan een boezem zijn, een rivier of de zee. Op het moment dat natuurlijke lozing niet langer mogelijk is, omdat de waterstand buiten hoger is dan binnen in de polder, moet er gemalen worden. In eerste instantie wordt er dan een poldermolen gebruikt. Mede afhankelijk van de oppervlakte van de polder wordt er voor een grote of kleine poldermolen gekozen.

Molens bij Kinderdijk.

Als de polder heel diep ligt ten opzichte van het buitenwater kunnen molens achter elkaar geplaatst worden en ontstaat er een getrapte bemaling. Bij Aarlanderveen is nog een molenviergang aanwezig. De Putmolen haalt het water uit het diepst gelegen deel van de polder (ondermolen) en de andere drie molens malen het steeds een stukje hoger op, waarna de bovenmolen het water uitslaat op de Oude Rijn.

Een boezem is een stelsel van grotere water, kanalen en meren, en verzamelt het water uit meer polders. De boezem van Friesland omvat vrijwel de gehele provincie Fryslân met een paar taartpuntjes van Groningen bij het dorp Visvliet maar zonder de Waddeneilanden. De polders op de Waddeneilanden hebben hun eigen waterbeheer.

De poldermolen werd tot ver in de 20e eeuw gebruikt. Vanaf medio 1860 worden er steeds meer stoomgemalen gebouwd. Het stoomtijdperk voor stoomgemalen van polders en boezem zou tot 1920 duren. Vanaf 1900 komen er ook gemalen die door diesel, elektriciteit en zuiggas worden aangedreven.

Polders zijn er in soorten en maten: diep gelegen, klein en groot. De diepst gelegen polder ligt bij Nieuwerkerk aan den IJssel met een diepte van 6 meter onder NAP. Kleine polders hebben een oppervlakte van nauwelijks 100 hectare en de Haarlemmermeerpolder is 17.500 hectare.

In de 19e eeuw hebben boeren veel polders opgericht, daar was samenwerking voor nodig met alle boeren die in de polder werkten. Maar ook met de landeigenaar als zij het land in pacht hadden. Voor het oprichten van een poldervereniging met bestuur moest toestemming worden verkregen van het Provinciaal Bestuur. Zo zijn er in Fryslân naast de polders in de landbouw- en weidegebieden ook veel veenpolders opgericht: ter ontginning en voor de waterbeheersing van de poldergronden die overbleven na de verveningsactiviteiten. Ook in andere gebieden van Nederland gebeurde dit: in 1880 hebben boeren bij de stad Blokzijl aan Gedeputeerde Staten van Overijssel gevraagd om de polder Paarlo op te mogen richten, lees: het waterbeheer goed regelen.

Vaak lagen de landeigenaren dwars: waterbeheer kost geld. Ook zorgden landeigenaren, voorzover zij zelf boer waren, er wel voor dat zij op de betere stukken grond van de polder zaten die wat hoger lagen. Vanuit dat oogpunt hadden zij geen rechtstreeks belang bij waterbeheer. Het waren vaak de kleinere pachters die op slechte grond moesten boeren. Echter als een polder goed wordt bemalen dan levert het ook geld op: het vee kan eerder naar buiten (april) en kan langer buiten blijven staan (september/oktober). En niet onbelangrijk: er komt hooi van een goede kwaliteit af.

Vroeger toen de Haarlemmermeer net droog was, was er maar één polderpeil. Door de nieuwe techniek is het tegenwoordig goed mogelijk om een polder in vakken te verdelen allemaal met een eigen polderpeil. Aardappels, graansoorten, maïs en suikerbieten vragen een drogere grond dan vee, ook in Friesland kunnen die vakken worden afgesplitst in een polder.

Hoe komt het water een polder binnen?

  • neerslag (regen, hagel en sneeuw)
  • water dat doorgevoerd wordt vanuit een andere polder, de buren lozen
  • kwel, via grondwaterstromen. Kwel kan enkele tientallen kilometers verderop pas zichtbaar worden
  • een overstroming

Hoe kom een polder van het water af?

  • zo mogelijk: via natuurlijke afstroming
  • afvoeren via de poldermolen of het gemaal.
  • door verdamping, in het voorjaar en de zomer staat de zon op warme dagen te branden op het wateroppervlak.
  • via verbruik voor gewas en vee.